Cyberwarfare >>
We gaan terug naar 8 augustus 2008. De helft van Nederland is op vakantie en de andere helft kijkt naar de opening van de Olympische Spelen in China. Het rommelt in Zuid-Ossetië. De bewoners van deze autonome regio hebben zich kort daarvoor uitgesproken voor onafhankelijkheid van Georgië. De bevolking hoort liever bij Rusland, en dat wil wat zeggen. President Poetin zit op die augustusdag naast president Bush in het Olympische stadion van Peking. De Georgische president Michail Saakasjvili is thuis gebleven. Op tv ziet hij Vladimir en George genieten van de uniforme danspasjes waar de Chinese dansmariekes zo goed in zijn en denkt: die zijn even afgeleid, dus kom, laat ik de macht eens heroveren in mijn afvallige regio. Het Georgische offensief tegen de separatisten in Zuid-Ossetië verwoest de hoofdstad Tschinvali. Meer dan duizend burgers komen om het leven.
Twee dagen later, wanneer Rusland de Georgische troepen in een tegenoffensief heeft teruggedrongen, wijst Saakasjvili Rusland aan als agressor. Saakasjvili zoekt een manier om zijn gezicht te redden en de aandacht af te leiden van zijn eigen brute optreden. Verontwaardigd wijst hij op gehackte websites van zijn Georgische ministeries – volgens hem het werk van Russische cyber-experts uit het Kremlin. Zijn afleidingsmanoeuvre boekt succes. Al enkele uren later verschijnen op Westerse nieuwssites de eerste berichten over grootschalige Russische cyberaanvallen op Georgië. Het Georgische ministerie van Buitenlandse Zaken plaatst alle ministeriële persberichten op een publieke blog-hostingsite van Google (georgiamfa.blogspot.com) en op de website van de Poolse president Lech Kaczynski. Een fraai staaltje digitale boevendiplomatie. Westerse cyberjournalisten lepelen ook dit nieuwtje dankbaar op en al snel ontstaat het volgende David-en-Goliath-beeld: Georgische troepen trekken de separatistische regio Zuid-Ossetië binnen. Russische troepen reageren met een tegenoffensief en Georgische militairen trekken zich terug. In het verlengde van het Russische tegenoffensief voert Rusland een serie ‘cyberattacks’ uit. Georgië zoekt zijn toevlucht op de servers van een van ’s werelds machtigste bedrijven, dat met een marktwaarde van $158 miljard het bruto nationaal product van heel Georgië (20,5 miljard) ver overstijgt.
Ach gut. Het échte nieuws was dat Rusland échte vliegtuigbommen inzette, omdat Georgië dreigde de Russische pijpleidingen te saboteren en dat Zuid-Ossetiërs met een Russische nationaliteit voor hun leven moesten vrezen, maar wat doet ons cyberjournaille? Dat laat cyberoorlogexperts aan het woord die beweren dat een logische bom even verwoestend is als een vliegtuigbom en dat Russische militaire hackers met behulp van Supervisory Control and Data Acquisition (SCADA) elke grote industriële installatie ter wereld kunnen controleren, inclusief de oliepijpleidingen in Georgië. Geen enkele cyberjournalist die zich vervolgens afvraagt waarom Rusland überhaupt nog de moeite neemt om échte vliegtuigbommen af te werpen. Ach, een hype is een hype en aan het einde heeft hoegenaamd niemand zich er door laten meeslepen. Men haalt de schouders op, het was komkommertijd en de mensen hadden even geen zin in ingewikkelde politieke berichtgeving. Sensatiezucht? Welnee, internet heeft de toekomst en over de ruggen van de dode Zuid-Osseten heen kijken we met spanning uit naar de eerste échte cyberoorlog, want die komt eraan mensen, écht waar!
(Deze column verscheen eerder in het computertijdschrift PCM)